...

Zal de GOUDstandaard soulaas bieden?

8 november 2010, 09:59 | US Markets Redactie | leestijd: 10 minuten | moeilijkheid: 11 / 12 | (0)

Robert Zoellick, de president van de wereldbank, heeft de noodzaak voor de goudstandaard weer onder de aandacht gebracht (7 november 2010, The Financial Times). Maar welk soulaas kan die goudstandaard nog bieden?


Omdat geen enkele munt ter wereld nog gebonden is aan de goudstandaard zijn alle valuta gebaseerd op fiat (vertrouwen). Op de internationale geldmarkten is de waarde van een nationale munt variabel. De wetten van vraag en aanbod gelden. Een munt waarvan de nationale bank oncontroleerbaar bijdrukt, zoals de Zimbabwiaanse dollar, heeft een waarde in andere fiatvaluta die verdampt: er is teveel aanbod van de munt. Een munt waarvan bij tijden niet genoeg kan worden aangesleept, zoals de dollar, kan in waarde stijgen. Totdat ook zo'n munt aan geldinflatie ten ondergaat. Het is allang geen nieuws meer dat het globale financiële systeem kraakt aan alle kanten.

Wat is geld?

Het geld dat u en ik gebruiken wordt uitgegeven door de één of andere centrale bank, die we voor alle praktische doeleinden kunnen beschouwen als het hoofdfiliaal van alle andere banken, omdat deze het krediet en de kredietgaranties verstrekt waardoor privébanken kredieten kunnen verstrekken. In die centrale bank ligt niet veel goud. Geld heeft sinds de jaren zeventig niets meer te maken met goud. Modern geld wordt op bankpapier en in databases gecreëerd door schulden(aars):

GELD = SCHULDEN.

De schuldenaars beloven op schuldbekentenissen een deel van hun arbeid in te zetten voor het afbetalen van die schuld:

SCHULD = ARBEID.

Iedere schuld (obligatie) die door de staat wordt aangegaan is een hypotheek op arbeid: ofwel de uwe, ofwel die van uw kinderen (en tegenwoordig, uw klein- en achterkleinkinderen). Banken zijn lege huizen, die als enige borg voor hun uitstaande geld op zijn allerbest een wisselende collectie steevast in waarde dalende onderpanden heeft. Het uitgeleende geld wordt immers uitgegeven aan verslijtbare (afschrijfbare) goederen, zoals keukens, auto's, huizen, vliegtuigen, enz.

Als banken geen enkele beperking is opgelegd over de hoeveelheden kredieten die ze kunnen verstrekken, dan is er evenmin een limiet op de mate die de geldontwaarding kan bereiken. Een natuurlijke limiet bestaat bijvoorbeeld wanneer de bank alleen het geld uitleent dat er eerder door spaarders werd binnengebracht, het zgn. deposito. De spaarders krijgen dan een rente betaald als vergoeding voor het doen uitstaan van hun geld (ook al draagt de bank het risico van falende debiteurs), terwijl de debiteurs een ferme debetrente betalen wegens het aangaan van een lening (hypotheek, obligatie, enz.).


De levenscyclus van de goudstandaard

Vroeger ging dat inderdaad op die manier. Iemand bracht een goudstuk binnen bij de bank, gewoon om het veilig op te bergen, en kreeg daarvoor een bewijsje. Die bewijsjes gingen als betaalmiddel fungeren, en zo ontstonden de bankbiljetten. In dat eerste stadium stond het volume aan bankbiljetten dat in omloop was gelijk aan de hoeveel goud die bij de bank was opgeslagen. De bank verdiende hooguit een kleine vergoeding voor het bewaren van het goud.

Al heel snel bleek dat lang niet altijd het goud waarvoor de bewijsjes waren uitgeschreven daadwerkelijk werd opgehaald bij de bank. Om meer te kunnen verdienen begon de bank gedeeltes van de deposito’s die eraan waren toevertrouwd aan derden uit te lenen, tegen betaling van debetrente uiteraard, en in ruil voor een getekende schuldbekentenis. In het tweede stadium van het bankwezen was er in de bank dus veel minder goud aanwezig dan er aanspraken op in omloop waren.

In het derde stadium werden niet eens de deposito’s uitgeleend (dat wil zeggen, het goud), maar werden enkel bewijsjes uitgeleend. Zo konden er voor ieder binnengebracht goudstuk twee bewijsjes (bankbiljetten) in omloop worden gebracht: één voor de spaarder, en één voor degene die het bedrag leende. Geen probleem, zolang de eigenaars van die briefjes zich niet tegelijk voor het betreffende goudstuk bij de bank zouden komen aanmelden. Maar het systeem mondde meermaals uit in bankroet en sedertdien betalen banken creditrente aan mensen die deposito’s binnenbrengen.

In het vierde stadium stond tegenover het uitgeleende geld niet eens meer een deposito. De bank creëerde gewoon geld uit het niets. En opnieuw, helemaal geen probleem (voor de bank) zolang niet teveel mensen zich tegelijk voor “contant" goud kwamen melden. Maar dit gebeurde natuurlijk regelmatig, en honderden banken zijn in de 19e en het begin van de 20e eeuw om die reden over de kop gegaan (en namen in hun val natuurlijk de tegoeden van eerlijke spaarders mee ten onder).

In het vijfde stadium besloot de overheid dan maar dat bankbiljetten helemaal niet meer tegen goud konden worden ingewisseld. Dit heet ook wel de afschaffing van de goudstandaard, en ze vond in fasen plaats, met als climax het besluit van VS president Nixon in 1973 om dollars niet meer in te wisselen voor goud. De goudstandaard, zo zei men, is passé, een monument van de geschiedenis. Het geld zou voortaan worden gebaseerd op vertrouwen, fiat, en heet daarom ook wel fiatgeld. Goud is een grondstof (commodity) geworden zoals alle andere. En zo is het natuurlijk ook. Het is bijvoorbeeld een feit dat voor goud steeds meer dollars (of euro's, of yens, enz.) moet worden betaald. Sedert 1971 is de goudprijs gestegen van $ 37 tot bijna $1400 per ounce (een Engelse gewichtsmaat gelijk aan ongeveer 31 gram), dat wil zeggen met meer dan een factor 35.

Aan het eind van het liedje is het fiatgeld natuurlijk waardeloos geworden, en begint de cyclus opnieuw. Blijkbaar bevinden we ons nabij dat stadium.


De kredietcrisis in een notedop

Als alle (staats)schulden in één keer zouden worden afgelost zou er plotseling geen geld meer in omloop zijn, omdat tegenover de schulden geen uitgeleend deposito staat. Maar met alle geld dat in omloop is op de planeet Aarde kunnen die schulden niet eens afbetaald worden, omdat de schuld werd vermeerderd met debetrente. Er moet dus steeds meer geld in omloop worden gebracht, waardoor de schulden plus debetlasten vermeerderen, zodat er meer geld bij moet, enzovoort, ad infinitum (tot in het oneindige). In de Verenigde Staten werden de mensen op het laatst gesmeekt om te lenen, bijvoorbeeld door allerhande kredietkaarten uit te delen, en door arme mensen hypotheken aan te smeren. Die laatsten zijn de eersten om in de problemen te komen als het aankomt op afbetalen, zeker wanneer de kosten voor energie de pan uitrijzen.

Als de economie groeit, en het aantal diensten en goederen waarvoor de groeiende hoeveelheid geld moet concurreren groeit, dan is de geldontwaarding nog enigszins binnen de perken te houden. Maar als we ons zoals in 2007, in een tijdperk bevinden waarin zowel de vraag naar olie het aanbod overtreft als de productie van goederen en diensten terugvalt, dan is de situatie helemaal niet meer onder controle te houden. De prijzen van alle consumptiegoederen, en met name benzine aan de pomp, exploderen, en de mensen kunnen hun hypotheken en kredieten niet meer terugbetalen. Er volgt foreclosure (gedwongen verkoop van de woning) en faillissement. Door het overaanbod aan huizen stort vervolgens de huizenmarkt in, waardoor nog meer mensen in de financiële problemen komen. De subprime crisis is geboren.

Het vervolg kennen we als de lange rij instortingen van banken, hypotheekverstrekkers en kredietverzekeraars: Bear Stearns, Lehman Brothers, Fanny May, Freddy Mac, Northern Rock, Fortis, AIG, ABN-AMRO, AEGON, Bank of America, Citibank – de lijst is eindeloos. Natuurlijk ontstaat door de faillissementen en nationalisaties van al die kredietverstrekkers een abrupte krimp van het aantal nieuwe kredieten – komt er met andere woorden minder geld in omloop – en volgt een periode van deflatie. Niemand kan immers meer hoge prijzen betalen voor assets (onroerend goed, aandelen, luxegoederen zoals auto's, enz.), omdat het geld schaars is geworden. In onze just-in-time economie gaan bij gebrek aan krediet ook “gezonde" firma's kapot. Zij kunnen hun activiteiten niet meer financieren, en het directe gevolg daarvan is een grote teruggang in de productie van afgewerkte producten (zoals auto's, vliegtuigen, zaklantaarns, kinderwagens, enz.). Daarom zal de periode van deflatie, dus van het steeds goedkoper worden van huizen, aandelen, en commodities, worden gevolgd door een periode van prijsinflatie. Alles wordt schaarser, en uiteraard zal de wet van vraag en aanbod onverbiddelijk de prijs van “gewone" verbruiksgoederen opdrijven tot ongekende hoogtes.

Bovendien blijven de uitstaande schulden gewoon staan...


Zal de goudstandaard soulaas bieden?

We constateerden al dat de invoering van de goudstandaard altijd eindigt met de afschaffing ervan. Zo beschouwd heeft de herinvoering ervan bitter weinig zin. Elders schreef ik al tot welke hoogtes de goudprijs zou kunnen stijgen wanneer voor al het uitstaande geld (euro’s, dollars) weer een hoeveelheid goud zou moeten borg staan (ik kwam op 1.224.830 euro/kg, zie column “Wat Is Een Goede Prijs Voor Een Kilogram Goud”). Maar deze berekening gaat voorbij aan de andere mogelijke borgen die er voor geld kunnen staan: arbeid, vastgoed en land, machinerie en productiemiddelen, commodities, kunstwerken, enz. De vraag is natuurlijk welk deel van dit kapitaal we willen verschepen aan onze schuldeisers. Want daar draait het uiteindelijk om. Als industrieel metaal heeft goud betrekkelijk weinig waarde, en daarom is het voor de Westerse wereld wellicht het voordeligst om terug te keren naar de goudstandaard. Ook al zal blijken dat we aan het einde van de rit het grootste deel van dit glanzende edelmetaal zullen hebben moeten exporteren. Want dan schaffen we de goudstandaard toch weer gewoon af?

J. Kampen
Voor US Markets


Reageren

Anonieme comments achterlaten is niet toegestaan. Hiervoor moet u ingelogd zijn. Login »
Turbo’s zijn complexe instrumenten en brengen vanwege het hefboomeffect een hoog risico mee van snel oplopende verliezen. 7 op de 10 retailbeleggers verliest geld met de handel in turbo’s. Het is belangrijk dat u goed begrijpt hoe turbo’s werken en dat u nagaat of u zich het hoge risico op verlies kunt permitteren.